vuistpandrecht |
Het pandrecht is net als het hypotheekrecht een zekerheidsrecht dat strekt tot zekerheid van de vordering (vaak een vordering uit geldlening) van de schuldeiser. Het verschil is dat het pandrecht gevestigd wordt op vorderingen en goederen die geen registergoederen zijn en dat het hypotheekrecht alleen op registergoederen wordt gevestigd.
Door bezittingen of vorderingen in onderpand te geven bij het afsluiten van een geldlening, geeft een pandgever (tevens leningnemer) aan een pandhouder (tevens leninggever) meer zekerheid dat de pandhouder zijn geld terug krijgt. Als de leningnemer zijn verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst niet nakomt, kan de leninggever zijn vordering bij voorrang boven andere schuldeisers verhalen op de opbrengst van de vordering of het goed waar het pandrecht op rust.
Voor het vestigen van een pandrecht geldt in beginsel dat het wordt gevestigd volgens de regels die gelden voor de overdracht van het te verpanden goed.
Wordt een pandrecht gevestigd op een roerende zaak, een recht aan toonder of een recht aan order dan wordt de roerende zaak, het toonderpapier of het orderpapier in de macht van de pandhouder of in de macht van een tussen partijen overeengekomen derde gebracht (vuistpand). Voor de verpanding van een recht aan order is ook een endossement vereist.
Naast vuistpand is ook bezitloos pand of stil pand mogelijk. Bij bezitloos pand wordt het goed niet uit de macht van de pandgever gebracht. Als aan alle wettelijke eisen is voldaan kan op een vordering op naam een stil pandrecht worden gevestigd; de verpanding wordt dan niet aan de debiteur van de vordering op naam medegedeeld. Vestiging van bezitloos pand en stil pand vindt plaats bij authentieke akte of geregistreerde onderhandse akte.