uitstel van betaling |
Een schuldenaar (niet zijnde: natuurlijke personen zonder beroep of bedrijf, kredietinstellingen of verzekeraars) die voorziet dat hij niet zal kunnen voortgaan in het betalen van opeisbare schulden kan op basis van artikel 214 lid 1 e.v. Faillissementswet door middel van een verzoekschrift aan de rechtbank surseance van betaling aanvragen. Door surseance van betaling verliest de schuldenaar het vrije beheer en de vrije beschikking over zijn of haar vermogen en kan betaling van schulden niet worden afgedwongen door schuldeisers. De onderneming krijgt maximaal 1,5 jaar uitstel van betaling om een faillissement te voorkomen. Binnen deze periode van maximaal 1,5 jaar moet de onderneming haar schulden evenredig aflossen. De rechter wijst een bewindvoerder aan die de onderneming adviseert, het vermogen samen met de schuldenaar beheert, besluit over uitgaven en de schuldenaar bijstaat bij onderhandelingen met schuldeisers.