onrechtmatige daad |
Als iemand onrechtmatig handelt en daarmee een onrechtmatige daad pleegt, is deze persoon in principe verplicht om de schade die een ander daardoor heeft geleden te vergoeden. Een onrechtmatige daad is een daad die rechtens verboden is. Een onrechtmatige daad pleger schendt een recht van een ander, een rechtsplicht die voortvloeit uit de wet (verbod om andermans spullen te beschadigen) of het ongeschreven recht (“hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt”). Als iemand nalaat om iets te doen kan dit overigens ook als onrechtmatig worden bestempeld als dit in strijd is met een rechtsplicht die voortvloeit uit de wet of het ongeschreven recht.
Artikel 6:162 BW geeft de wettelijke regeling en vereisten voor het slagen van een beroep op grond van onrechtmatige daad:
Lid 1:
“Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.”
Lid 2:
“Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.”
Lid 3:
“Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.”
Voor het slagen van een beroep op onrechtmatige daad is artikel 6:163 BW (het relativiteitsvereiste) ook van belang:
“Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden.”
Samengevat moet voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) worden voldaan aan de volgende vijf voorwaarden: